Politie achteloos met privacy
De politie is niet zorgvuldig genoeg met de persoonsgegevens die het tijdens de uitvoering van haar taken verzamelt. Dat blijkt uit een vorig jaar gehouden evaluatie van het ministerie van Veiligheid en Justitie waar de Tweede Kamer pas komende week over praat. De minister en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) willen dat de politie zich aan de regels gaat houden. Tegelijkertijd wil de minister de wet moderniseren.
Volgens het evaluatierapport is de politie onvoldoende ‘in control’ als het gaat om de omgang met politiegegevens. Politiegegevens zijn gegevens van verdachten, maar ook van getuigen of mensen die aangifte komen doen. De onderzoekers spreken van een ‘worstelende praktijk’. Het rapport wijt deze situatie aan drie belangrijke factoren.
1. Privacy als een noodzakelijk kwaad in plaats van een burgerrecht
Met de inwerkingtreding van de Wet politiegegevens (Wpg) op 1 januari 2010, kreeg de politie ruimere bevoegdheden om gegevens te verzamelen. Tegelijkertijd kwamen er ook strengere regels om de privacy te beschermen. Maar in plaats van uitleg te geven aan agenten over deze nieuwe privacyregels, kwamen er protocollen, formulieren en werkinstructies die de omgang met gegevens volgens de wet moesten laten verlopen. Door deze bureaucratisering van de privacy zijn agenten privacy als een noodzakelijk kwaad gaan zien in plaats van een belangrijk recht van burgers.
2. Mentaliteit: politie is achteloos over privacy
De tweede factor is volgens de onderzoekers de mentaliteit van de politie. Voor de inwerkingtreding van de Wpg, hoefde de politie zich aan weinig regels over de omgang met persoonsgegevens te houden. Maar ook met de nieuwe wet heerst er volgens de onderzoekers een sfeer van "privacy, dat regelen we zelf wel". Toezicht door verplichte privacyfunctionarissen, de auditdienst van het ministerie en door het College Bescherming Persoonsgegevens wordt als lastig ervaren in plaats van als een manier om de kwaliteit van de dienstverlening door de politie te verbeteren.
3. Wetgeving sluit niet aan op de praktijk
Als laatste oorzaak voor de 'worstelende praktijk' van de politie met privay wordt de wetgeving genoemd. De Wpg bepaalt wat de politie wel en niet mag met de persoonsgegevens die zij bij hun werk verzamelen. De wet maakt onderscheid tussen gegevens voor de dagelijkse politiepraktijk en gegevens voor opsporingswerk. Gegevens die voor het ene doel worden opgeslagen, mogen niet zomaar voor het ander worden gebruikt. Volgens de onderzoekers sluit dit niet aan op het dagelijks politiewerk en maakt de juiste omgang met persoonsgegevens nodeloos ingewikkeld.
Praktijk verbeteren eerste prioriteit
Naar aanleiding van de evaluatie heeft het CBP de minister geadviseerd om "eerst alle aandacht te richten op de knelpunten die zijn toe te schrijven aan oorzaken binnen de politieorganisatie en pas daarna knelpunten in de wet aan te pakken." Anders gezegd, het CBP stelt dat de politie zich eerst maar eens aan de bestaande wettelijke regels moet gaan houden in plaats van de wet aan te passen aan de praktijk. De minister onderschrijft in zijn brief dat dit inderdaad de eerste prioriteit moet zijn.
Tegelijkertijd wil de minister de omgang met politiegegevens verbeteren, door de wet grondig te herzien. In deze nieuwe wet zal ook de bestaande Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) opgaan. Politie, justitie en het OM maken steeds meer gebruik van dezelfde gegevens. Daardoor is het logischer dat in één wet te regelen. De minister lijkt daarbij ook de onderliggende ICT te willen harmoniseren zodat gegevens nog maar op één plek worden vastgelegd, maar wel door anderen die over een autorisatie beschikken gebruikt mogen worden. Een nieuw in te richten gegevensautoriteit binnen de nationale politie moet toezicht houden op de juiste omgang met de persoonsgegevens.
Politie moet voldoen aan de wet
Aanstaande woensdag 25 maart debatteert de Tweede Kamer met de nieuwe minister Van der Steur (VVD) over de voorgestelde aanpak van oud-minister Opstelten (VVD). Het is zorgelijk dat vijf jaar na inwerkingtreding de politie zich nog steeds niet aan de wettelijke eisen weet te houden. De minister is er zeker al sinds 2011 van op de hoogte toen dit in een onderzoek door de Departementale Auditdienst werd geconstateerd. Terecht dat zowel het CBP als de minister het nu hun eerste prioriteit maken om de politiepraktijk aan de wet te laten voldoen. Het is daarnaast ook zorgelijk dat de Tweede Kamer pas ruim een jaar na de evaluatie hierover spreekt. De Tweede Kamerleden zouden hier woensdag ook hun eerste prioriteit van moeten maken.
Het debat is woensdag van 10.00 - 13.00 uur live te volgen.